Hallo en welkom terug bij de Geschiedenis van de Romeinen. Aflevering 31: Onderwerping voor de Grieken.


Twee weken geleden zagen we dat Titus Quinctius Flamininus de Macedonische koning Philippus versloeg in de Slag bij Cynoscephalae en dat hij de vrijheid uitriep over de Grieken. Philippus tekende een vredesverdrag met Flamininus waarin werd bepaald dat Macedonië alle garnizoenen uit de Griekse steden moest terughalen en alle slagschepen van de Macedonische marine aan de Romeinen moest geven. Alle Romeinse krijgsgevangenen moesten worden teruggegeven en Philippus moest 1000 talenten betalen aan de Romeinen. Tenslotte stond er nog een bepaling in het verdrag: alle door de Macedoniërs veroverde gemeenschappen dienden te worden overgedragen aan de Romeinen.


Deze laatste bepaling was tegen het zere been van de Aetoliërs, de belangrijkste Romeinse bondgenoot van de afgelopen periode en de belangrijkste macht in de regio, afgezien van de Romeinen. Volgens hen strookte deze bepaling niet met het hele vrijheid-verhaal van twee weken geleden. Macedonië was verslagen, ja, maar dit betekende niet dat Griekenland vrij was. Er was alleen een nieuwe heerser: Rome. Flamininus besloot alle Griekse steden op drie na daadwerkelijk te verlaten en geen garnizoenen meer in die steden te handhaven.


Bij de Isthmische spelen in Korinthe, één van de steden mét een garnizoen, werd vervolgens met een hoop bombarie de vrijheid uitgeroepen. Volgens Plutarchus riepen de herauten zó hard dat de lucht zodanig vervormd werd dat raven uit de lucht vielen. Grieken vielen over elkaar heen om hun dankbaarheid te tonen voor Flamininus en de Achaeïers besloten hem te danken door alle door Hannibal buitgemaakte Romeinse burgers die als slaaf in hun gemeenschappen terecht waren gekomen, vrij te kopen en als gift aan Flamininus te overhandigen. Flamininus kon niet meer stuk bij een groot deel van de Griekse bevolking.


De teleurstelling van de Aetoliërs bleef alleen staan, want zij zagen hun positie niet versterkt door het verslaan van Macedonië. Ze begonnen onderhandelingen met de Spartaanse leider Nabis te voeren om gezamenlijk de Romeinen in de regio te lijf te gaan. Toen Flamininus dit ter ore kwam, besloot hij het initiatief te nemen en de alliantie tegen de Romeinen te voorkomen door Nabis te verslaan. Hij leidde zijn troepen naar Sparta en versloeg de Spartanen eenvoudig. Met de overwinning wist Flamininus de situatie militair onder controle te houden, maar hij gaf daarmee wel een signaal af. Wat doen Romeinse legers in de regio en waarom zitten ze Griekse legers te verslaan als de Grieken vrij zijn?


Rome zat hier en ze waren duidelijk niet van plan weg te gaan. Met Flamininus als populaire held in hun gelederen was het ook niet zomaar gezegd dat een opstand hen kon wegkrijgen, dus zochten de Aetoliërs toenadering tot de laatste machtige Griekse leider die misschien wat kon doen, Antiochus III van het Seleukidische Syrië, een regio die tot diep in het huidige Turkije liep. Antiochus liet zich dit niet twee keer zeggen, want, zoals we twee weken geleden al hebben gezien, was hij uit op vergroting van zijn rijk.


Rome stuurde een delegatie met onder anderen Scipio naar Antiochus om hem te vertellen dat hij zich niet met de Griekse situatie moest bemoeien. Rome had de boel onder controle en was bezig om vrijheid te verspreiden over de regio. Steek de Hellespont niet over, dat was de boodschap. Antiochus gaf te kennen dat het de Romeinen waren die zich bemoeiden met zaken waar ze niets mee te maken hadden.


Voor de gesprekken ontving Antiochus zijn gasten gastvrij en bood hen een feestmaal aan, waar ook een oude bekende van de Romeinen aanwezig was, een Carthaagse generaal die verbannen was uit zijn vaderland: Hannibal. Hannibal en Scipio raakten aan de praat. Scipio vroeg Hannibal wie volgens hem de grootste generaal aller tijde was. Het antwoord was Alexander de Grote en dat was voor Scipio geen enkel probleem om te accepteren, maar Scipio wilde toch een beetje zieken en vroeg verder.


Wie is de tweede? Hannibal zei: Pyrrhus, omdat hij de Romeinen een aantal keer verslagen had. En de derde? Hannibal zélf. Scipio wist niet wat hij hoorde. Hannibal plaatste zichzelf boven hem, boven Scipio Africanus, de man die hem zo overtuigend had verslagen bij Zama. Hij vroeg Hannibal waar hij zichzelf zou hebben geplaatst als hij Scipio zou hebben verslagen. Het antwoord van Hannibal was: helemaal bovenaan, boven Alexander. Een erkenning dat het een wereldprestatie zou zijn als Hannibal Scipio zou hebben verslagen, maar niet per se omdat Scipio zo geweldig was.


De situatie bij Antiochus thuis was wat vijandig geworden, maar nog niet meteen reden voor paniek. Alleen waren er de bondgenoten die aan beide kanten begonnen te trekken. Rome had haar commitment in de regio verminderd en Flamininus was inmiddels weer terug naar huis en de Aetoliërs besloten de Romeinse garnizoenen aan te vallen en tegelijkertijd Antiochus uit te nodigen om de Griekse vrijheid daadwerkelijk te beschermen tegen de Romeinen. In twee van de drie steden werd de aanval afgeslagen, maar in Demetrias wisten de Aetoliërs wel de stad in te nemen. Na het succes stuurden ze bodes naar Antiochus die vervolgens de Hellespont overstak naar Griekenland en zijn legers richting Demetrias leidde.


Rome was hier uiteraard niet van gediend en stuurde Manius Acillius met een consulair leger van 20.000 man naar de regio. Flamininus mocht mee als tribuun en adviseur en ook een beetje als talisman om met zijn populariteit de Grieken zoveel mogelijk aan de Romeinse kan te krijgen. De Romeinse troepen landden in Epirus en trokken richting de Syrisch-Griekse troepen. Antiochus had een kleiner leger, maar kende de geschiedenis van Griekenland. Ongeveer drie eeuwen eerder stond een Spartaans leger van 300 man een Perzisch leger van miljoenen op te wachten en hielden ze het dagenlang uit bij Thermopylae. Waarom zou Antiochus de Grote de Romeinen niet kunnen tegenhouden met een overmacht van twee tegen één in zijn nadeel?


Antiochus de Grote bleek niet in staat om de Romeinen tegen te houden met een twee tegen één overmacht. Hij werd overtuigend verslagen door de Romeinen in een veldslag die niet het epische karakter had als die andere Slag bij Thermopylae. Een jonge Marcus Porcius Cato onderscheidde zich in deze slag en we zullen die man de volgende afleveringen nog wel tegenkomen, maar verder was het gewoon een simpele overwinning voor de Romeinen. Antiochus wist hoe de vlag stond en vluchtte halsoverkop naar het huidige Turkije waar hij de Romeinse bondgenoot Pergamon aanviel.


De taak om Antiochus te achtervolgen en in te gaan op de hulpverzoeken van Pergamon en Rhodos, die viel toe aan Lucius Cornelius Scipio die zijn broer Publius – ja, die Publius Cornelius Scipio- mee mocht nemen. De Scipio's troffen hun vijand in het jaar 190 bij Magnesia. Aan het hof van Antiochus bevond zich nog steeds de intens gemotiveerde en Romeinen hatende geniale generaal Hannibal, maar Antiochus besloot dat het beter is, voor de eer en de glorie van de overwinning die eraan zat te komen, dat Hannibal een kleine vloot mocht leiden tegen de marinestaat van Rhodos. Dat deed hij en hij werd verpletterend verslagen. Om te voorkomen dat hij in Romeinse handen viel, besloot Hannibal de hand aan zichzelf te leggen. Zo stierf de grote vijand van de Romeinen en de man die bij hen de grootste angsten losmaakte eerloos en ver van huis.


Antiochus leidde de troepen in Magnesia zelf. Rome werd geleid door de Scipio's en had een contingent troepen uit Pergamon. In totaal brachten ze ongeveer vijftigduizend soldaten naar het slagveld. Antiochus bracht ook een leger van ongeveer vijftigduizend manschappen op en het werd dus een grotere veldslag. Kort voor de veldslag zou Antiochus Hannibal nog om advies gevraagd hebben met de vraag of zijn leger groot genoeg was voor de Romeinen. Hannibal's antwoord was: “Groot genoeg, maar de Romeinen kunnen hebberig zijn.”


Mede omdat Antiochus zelf de troepen aan het front leidde, begon de strijd goed voor het Grieks-Syrische leger. De Syriërs maakten gebruik van speciale gevechtstechnieken, zoals boogschutters op kamelen en een specialiteit van de regio: Strijdwagens met zeisen in de assen. De Romeinse dichter Titus Lucretius Carus schrijft wat voor slagveld deze strijdwagens konden aanrichten:


We horen hoe de strijdwagens, ruikend met slingerende slachting, met flitsende zeisen de ledematen zo plotseling afsnoeien dat ze, gevallen van de romp, trillen op de grond, terwijl de geest en de kracht van de man geen pijn kan voelen vanwege de snelheid van zijn verwonding. En in het heetst van de strijd, probeert hij met de rest van zijn gestel opnieuw de strijd en de slachting aan te gaan zonder dat hij doorheeft dat de zeisen zijn linkerarm en schild met de paarden hebben meegesleurd; en een ander merkt niet dat zijn rechterarm eraf is en staat weer op. Een derde probeert op te staan terwijl hij een been is verloren


De Syrisch-Griekse troepen begonnen dus sterk, maar troepen leiden en overzicht houden is in een tijd zonder slepen met de muis en sneltoetsen met en camera in vogelperspectief al moeilijk genoeg als je van een afstand toekijkt. Antiochus gunde zichzelf die luxe niet eens en dat had zijn gevolgen. De koning had geen groot beeld van de veldslag en zijn aanvankelijk succesvolle aanvallen verloren snel stoom. Aansluiting van andere troepen was te weinig. Het leger handelde simpelweg niet als een geheel en hierdoor konden de Romeinen ingrijpen. Scipio's troepen namen het initiatief over en versloegen de vijand overtuigend. Volgens oude bronnen werd het hele leger van Antiochus gedood of gevangengenomen, tegen een ongeloofwaardige 349 Romeinse soldaten, maar moderne analyse legt de balans wat anders: twintigduizend tegen tienduizend slachtoffers.


Punt blijft staan: Rome won overtuigend en Antiochus kon niet anders dan vrede tekenen. Zowel Philippus als Antiochus de Grote waren verslagen en daarmee had Rome haar positie in Griekenland, misschien tegen wil en dank, vastgelegd. Philippus had zelfs meegevochten tegen de inval van Antiochus en een rol gespeeld bij de overwinning bij Thermopylae. Dit betekende overigens niet dat Griekenland Romeins was. Flamininus kon roepen wat hij wilde en hij kreeg de handen op elkaar bij grote groepen mensen, maar Grieken zijn Grieken en het lag in de cultuur van deze dominante beschaving dat ze zich niet zonder slag of stoot zouden overgeven aan de overheersing door een stelletje goed georganiseerde barbaren uit Italië. In verschillende steden ontstonden groeperingen onder de élite die als doel hadden die barbaren terug naar Italië te trappen.


In Macedonië was het wachten op Philippus' dood in 179 en de trroonsoverdracht naar één van zijn zonen. Philippus had twee zonen: Perseus en Demetrius. Na Cynoscephalae was Demetrius als gijzelaar naar Rome gebracht en groeide hij op tussen de Romeinen, waardoor hij de Romeinse cultuur en Romeinse waarden meekreeg. Perseus, de oudste zoon en de zoon die bij zijn vader bleef, zag daarin een plan. Als Philippus zou komen te overlijden, dan zouden de Romeinen met Demetrius een opvolger op de troon kunnen zetten en zo een pro-Romeins Macedonië hebben. Perseus geloofde niet dat dit in zijn belang was en toen zijn broer in 180 terug kwam van zijn verblijf in Rome, bleek dat hij plannen had om zijn vaderland te verraden. Perseus kon niet anders dan zijn vader op de hoogte stellen van deze plannen en toezien dat Demetrius werd geëxecuteerd. Met ambities voor de troon had dit uiteraard niets te maken.


Toen Philippus vervolgens na een jaar zelf ook overleed, kwam Perseus aan de macht. Waar zijn vader met de jaren had geleerd dat Rome actief tegenwerken niet de gewenste gevolgen had, moest Perseus dat allemaal nog maar ervaren. Hij begon kort na zijn kroning met zijn troepen buurlanden binnen te vallen en hiermee de voorwaarden van zijn vaders vrede met de Romeinen te schenden. Daarnaast sloot Perseus, net zoals zijn vader dat ooit deed, een alliantie met de Syriërs door de dochter van Seleukos IV, Antiochus' zoon, te trouwen.


De Romeinen lieten een beetje begaan, want misschien kwam het vanzelf goed, maar vanuit Pergamum kwam nieuws over aanvallen door de nieuwe alliantie. Rome negeerde ze aanvankelijk, tot er ook in Epirus opstanden ontstonden die vermoedelijk door Perseus waren aangestoken. Rome stuurde een leger onder Publius Licinius Crassus om wat aan het probleem te doen. Crassus leidde zijn troepen in 171 over de Adriatische zee, waar hij werd opgevangen door Perseus en zijn leger.


Het gevecht dat volgde stelde niet veel voor, maar Crassus verloor wel en gaf Perseus daarmee de gelegenheid weer meer Griekse gemeenschappen te overtuigen dat ze zich bij hem moesten aansluiten. Voor de Romeinen werd duidelijk dat niet alle gevechten met Macedonische troepen makkelijk zouden worden. Vervolgens richtten ze zich op het plunderen van de regio, want je moet toch rijk worden. Waarom ga je anders bij het leger? Dit betekende natuurlijk wel dat meer en meer Grieken zich aansloten bij de Macedoniërs die zich konden profileren als de verdedigers van de Griekse vrijheid tegen de barbaren.


Het duurde tot 168 tot de Romeinen in de gaten kregen hoe de vlag er strategisch gezien bij hing. De consul die ze dat jaar stuurden was Lucius Aemilius Paullus, de zoon van de Aemilius Paullus die probeerde de Slag bij Cannae te voorkomen en daarin omkwam toen dat niet lukte. Deze consul wist de Romeinse legioenen weer een doel te geven. De afgelopen twee jaar was het plunderen wat de klok sloeg. Paullus bracht de troepen weer bij hun taak: Perseus verslaan. Kort na zijn aantreden besloot hij dat het tijd was dat Perseus verslagen zou worden en leidde zijn troepen naar diens leger.


Het leger van de Macedonische koning en zijn bondgenoten bestond uit ongeveer 40.000 manschappen en had er daarmee ongeveer net zoveel als de Romeinen. Paullus besloot te proberen Perseus zand in de ogen te strooien door een groot deel van zijn leger om Perseus heen te sturen en ze hem vanaf het Noorden te laten naderen. De rest van de legioenen kwam vanaf het Zuiden. Na een schermutseling trok Perseus met zijn leger in de richting van het stadje Pydna waar hij de Romeinen opwachtte. Paullus voegde zijn troepen gelijk samen en volgde de vijand.


De troepen stonden in Noord-Zuid-richting opgesteld met de Romeinen aan de Westkant en de Macedoniërs aan de Oostkant. De veldslag begon niet voor het einde van de middag. Tot die tijd lieten Paullus en Perseus hun troepen in de zon staan. Bij de late middag stond de zon in de ogen van de Macedonische troepen. Dit was het moment waarop Paullus besloot de strijd aan te gaan. Hij stuurde zijn troepen naar voren. Deze werden opgevangen door de zwaarbewapende falanx.


De Macedonische falanx duwde de Romeinse manipels achteruit, maar kwam daarmee in het ongelijke heuvelachtige terrein achter de Romeinse lijn terecht. Hierdoor viel de Macedonische lijn uit elkaar. De Romeinen waren vervolgens in staat om met kleine aanvalletjes van individuele manipels in de gaten in de falanx te duiken. Hierdoor werd het leger van Perseus weggevaagd. Perseus zelf wist te ontkomen, maar zeker de helft van zijn leger kwam om. Perseus zélf werd gevangengenomen en meegenomen naar Rome om mee te lopen in Paullus' triomftocht, waarna hij ergens uit de buurt van zijn vaderland heen werd verbannen.


De Slag bij Pydna betekende ook het einde van het koninkrijk van Macedonië. De senaat maakte er vier republiekjes van die onderling geen betrekkingen mochten onderhouden. Alles zou via Rome moeten lopen zodat de Romeinen grip konden houden op hoe het met de Macedoniërs zou gaan.


Aemilius Paullus leidde zijn troepen na de overwinning via Epirus naar Rome. Op orders van de senaat moest een voorbeeld gesteld worden voor wat er gebeurt als je niet naar de pijpen van de Romeinen danst en Epirus werd uitgekozen. Besloten werd om bovendien het aangename met het nuttige te combineren en de soldaten de kans te geven om zichzelf eens rijkelijk te belonen voor de jaren trouwe dienst aan het vaderland. Paullus liet eerst de zeventig gemeenschappen van Epirus een grote som geld bij elkaar verzamelen met als tegenprestatie dat de Romeinen hen niet zouden plunderen. Hij stuurde soldaten om het geld op te halen. Op het afgesproken tijdstip vielen de Romeinen in verschillende steden de bevolking plotseling aan. Volgens Plutarchus werden in één uur meer dan honderdvijftigduizend Grieken als slaaf afgevoerd. Vervolgens liet hij zijn mannen los en mochten ze leuke buit uitzoeken in de steden.


Rome had vorige aflevering nog de vrijheid uitgeroepen over de Grieken. Nu was het onderwerping. Flamininus was geliefd om zijn houding naar de Grieken, maar in zijn tijd had Rome de hele tijd te maken met opstanden en pogingen ze uit Griekenland weg te krijgen. Nu duidelijk was dat de Romeinen ook stevig konden ingrijpen, was het een stuk rustiger in de regio.


Over twee weken gaan de Romeinen nog een stukje verder in het maken van dit punt. In Macedonië én Carthago laten de Romeinen zien dat vijanden verslaan echt niet neerkomt op een vredesverdrag, zoals bij beschaafde volkeren.